Vervoer over het water
Vervoer over het Tot de komst van het gemotoriseerde vrachtverkeer vond vervoer in Amsterdam voornamelijk plaats over water. Roeiend, bomend of met een trekzeel werd er door de stad meer vracht over water versleept dan tegenwoordig per vrachtwagen. Ook de voorloper van het openbaar vervoer bestond uit vrachtschepen waar je op mee kon varen. Geen onverdeeld genoegen zo met meerdere -al dan niet zeezieke- vreemden in een kleine kajuit, rokend en drinkend. Ook de schippers waren Amsterdammers van het ruwste soort.
Op de plek van het huidige Centraal Station bevond zich eeuwenlang de Amsterdamse haven. Schepen vanuit de hele wereld legden hier aan om hun goederen te lossen. In het water bevond zich een palenrij waar de schepen aanlegden. Daar, liggend voor de stad in het IJ, werd de lading overgeheveld op kleinere schepen. Een uitzondering werd gemaakt voor schepen die vaten bier kwamen brengen: die mochten het Damrak invaren tot aan het accijnshuis om daar accijns te betalen. Hier werden de bierschepen gelost bij zogenaamde waterstoepen. Aan het einde van de Guldehandsteeg aan het Damrak bevindt zich nog zo’n eeuwenoude waterstoep.
Waterstoep aan het einde van de Guldehandsteeg.
Het verdere vervoer verliep per paard en wagen, maar vooral ook per water. Zowel binnen als buiten Amsterdam waren de wegen niet al te best. Verharde wegen zijn pas iets van de 19e eeuw. Logisch dus dat er volop gebruik werd gemaakt van het vele water van Amsterdam.
De bootjes brachten de scheepsladingen naar de zolders van kooplieden verspreid over heel toenmalig Amsterdam. Dat bestond tot de bouw van de grachtengordel uit de binnenstad, omringd door een 5-meter hoge stadsmuur op de plek van het Singel en de Kloveniersburgwal. Het vervoer over water vond toen dus met name plaats over het ongedempte Rokin, Spui en de Nieuwezijds en Oudezijds.
STINKENDE ZWAVELDAMP
Begin 1600 begon men aan de bouw van de grachtengordel en verschenen de eerste echte pakhuizen, de distributiecentra van toen. Uiteindelijk beschikte Amsterdam over zo’n duizend pakhuizen. Die werden bevoorraad via een ingenieus waterwegennet bestaande uit hoofdgrachten, vaarten, grachtjes en sloten. Op de grachten en de ongedempte Overtoom en Rozengracht was het een komen en gaan van honderden aken en pramen.
In de 17e eeuw stootten de grachten een dermate ongezonde damp af, dat wie er dagelijks vertoefden, daar zeker last van moeten hebben ondervonden. Het water stonk enorm, uitwerpselen en slachtafval werden er rechtstreeks in gegooid. Het grachtenwater zag eruit als het voorportaal van de hel: troebel, drabbig en met een stinkende zwaveldamp erboven hangend. Voor het plezier even een stukje varen op de grachten was sterk af te raden, als je er per ongeluk inviel kon je de meest vreselijke ziektes oplopen.
Vervoerschepen in de Amstel die ook gebruikt worden om in te wonen, 1893. Rechts de Kerkstraat waar die overgaat in de Magere Brug.
JAARLIJKSE VECHTPARTIJ
Het zijn dan ook niet de meest gevoelige Amsterdammers die dit beroep van schuitevoerder uitoefenen. Ruwe kerels die hard werken en van een drankje houden. Een knokpartij gaan de mannen ook niet uit de weg. Zo wordt schuitevoerder Elbert Bouwenszoon in 1548 opgepakt na de jaarlijkse vechtpartij tussen jongeren van de Oude en de Nieuwe Zijde van de stad, die altijd plaatsvindt in de week na Sint Jacobsdag, 25 juli. Bij de traditionele vechtpartij worden stenen, stokken en messen gebruikt, er vallen gewonden en zelfs doden. Elbert wordt veroordeeld tot elf weken opsluiting op water en brood, in de praktijk is dat bier en brood omdat er nauwelijks drinkbaar water is.
Verkeersdrukte op de Overtoom 120 jaar geleden: opstopping door half op elkaar varende boten. De Overtoom was tot de demping in 1904 een druk bevaren vaart. Foto van Jacob Olie uit 1894.
PERSONENVERVOER
Behalve goederen wordt het water ook gebruikt voor het commerciële personenvervoer. Er varen sinds Amsterdams prilste ontstaansgeschiedenis veerboten in en rond Amsterdam. Het oudste is de Buiksloterveer, mogelijk voer deze al rond 1300 van Amsterdam naar Noord tot aan Waterland. Vanaf 1660 meerde het veer af op het uiterste puntje van Volewijck. Niet de meest gezellige plek, slechts honderd meter verwijderd van de bungelende lijken van het galgeveld dat daar vanaf eind 14e eeuw ook lag. Dat weerhield de nuchtere Amsterdammers er niet van daar herberg het Tolhuis neer te zetten. Het moet het vreemdste hotel van de stad zijn geweest: logeren met een permanente lijkenlucht en zicht op ontbindende lichamen van geëxecuteerde misdadigers.
Vertrek van het Buiksloterveer vanaf de haven van Amsterdam naar Noord, aan de overzijde is het Tolhuis te zien, tekening uit 1805.
Behalve de vaste veerboten varen passagiers vaak mee met goederenschepen. Die goederenschepen hadden daar een speciale vergunning voor nodig en vertrokken op een vaste plek op vaste tijden. Deze zogenaamde ‘beurtvaart’ is de oudste vorm van openbaar vervoer. Ze voeren van en op Amsterdam. Een Duitse reiziger die in 1834 in Harlingen opstapte richting Amsterdam beschreef zijn reis als volgt:
‘Het schip was nog nauwelijks de haven van Harlingen uitgezeild en in open zee gekomen, of het begon zodanig op en neer te dansen dat de passagiers niet wisten hoe zich vast te houden aan touwen en planken om niet omver geworpen te worden en waardoor zich bij één der heren al direct de gevreesde zeeziekte voordeed. Men begaf zich naar beneden in de kajuit ten einde, naar scheepsgebruik, een bittertje te drinken, hetgeen op zee zeer heilzaam is. Bij het vroege invallen van de avond werd bij het schaarse licht van een boven de tafel aangestoken olielamp een partijtje whist gespeeld, waarbij de wijnkelder van de schipper stevig werd aangesproken. Het laat zich denken dat het in de kleine kajuit, waar zwaar gerookt en gedronken was en in vier bedsteden acht slapende mannen waaronder een zeezieke lagen, het niet erg fris geweest kan zijn.
AALSMEERDER VEERHUIS
Er varen vanaf het centrum van Amsterdam veren richting Alphen aan de Rijn, Vinkeveen, Abcoude en zelfs het Friese Sneek. De veren meren af vanaf de Prins Hendrikkade, Damrak of Rokin, maar ook vanaf het Rembrandtplein en de Sloterweg. Daar bevindt zich één van de oudste nog bestaande opstappunten: het Aalsmeerder Veerhuis. De vermoeide reiziger kan hier een vorkje prikken en blijven slapen als ‘ie de boot heeft gemist.
Het Aalsmeerder Veerhuis uit 1632 aan de Sloterkade, opstapplek voor reizigers per boot richting Aalsmeer en verder. Ook in gebruik als Herberg de bonte Os.
Zicht vanaf de Overtoom naar de Sloterkade met tweede van links het Aalsmeerder Veerhuis, tekening uit 1755.
OUDSTE WOONBOOT
Begin 20e eeuw neemt het vervoer over water drastisch af door de komst van het gemotoriseerde vrachtverkeer. De aken en pramen worden vanaf dat moment voornamelijk gebruikt om in te wonen. Het zijn de eerste Amsterdamse woonboten. De oudste nog bestaande woonboot is een dergelijke aak die ooit werd gebruikt om kolen te vervoeren en al 120 jaar in de Prinsengracht bij het Amstelveld ligt. Het schip is in 1864 gebouwd en werd in eerste instantie gebruikt om schoon water te vervoeren. De boot valt bijna uit elkaar maar drijft anno 2020 nog steeds.
De oudste woonboot van Amsterdam, al 120 jaar liggend in de Prinsengracht bij het Amstelveld.
AFVALBOOT
Tot 1993 voeren dekschuiten van de stadsreiniging met boten over de grachten om huisvuil in te zamelen en af te voeren naar de afvalverbrandingscentrale. Momenteel wordt op de Wallen een pilot uitgevoerd om het ophalen van afval over water weer op te pakken.
Het inzamelen van huishoudelijk afval en de afvalverwerking in Amsterdam zoals dat in 1969 gebeurde, onder meer per afvalboot over de grachten. Anno 2020 wordt gewerkt aan een pilotproject om te onderzoeken of deze werkwijze weer ingevoerd kan worden.
LEES OOK
De ondergrondse grachten van Amsterdam
De oudste rondvaartboot van Amsterdam
bron: Gemeente Amsterdam
foto’s: het stadsarchief en van de auteur Frank van Vuuren
publicatie met toestemming